Wil je voor mij de regenboog naar beneden halen?
En bewaar voor mij vannacht wat maneschijn.
Laat de spiegel geen geheim meer voor me zijn.
Bewijs me het bestaan van een donzen wolkendeken.

Zo begint mijn gedicht ‘Het Ontastbare’. Het is niet zo ingewikkeld om het beeld van een boog voor me te halen. In mijn hoofd kan ik een rozenboog oproepen, en bij wijze van spreken de rozengeur ruiken. Denkend aan een houten of metalen boog voel ik ze al. De vorm van een boog kan ik tekenen. Maar wat ik me moet voorstellen bij de kleuren van de regenboog………… geen idee. Mijn hoofd kan wel mijn eigen kleurloze regenboog creëren en dat beeld zou ik op papier kunnen zetten. Allemaal stipjes in de vorm van een boog, want neervallende regendruppels die mijn huid raken voelen als kleine, kille tikken. Stel dat jij en ik buiten staan en jij, kijkend naar de regenboog een uitgebreide kleurenverslag geeft, voor mij blijven het woorden.

Paaskuiken, gras en muffe kamer
Kleuren zijn voor mij woorden die ik associeer met een gemoedstoestand, een sfeer, of iets tastbaars waarvan ik de kleur weet van horen zeggen. Bij de kleur geel denk ik aan het zachte Paaskuikentje. Bij groen zet ik als het ware direct mijn blote voeten in het gras of zet mijn tanden in een sappige, harde, zoetzure appel. Rood en blauw staan voor mij voor vrolijkheid, een zonnige lentedag, spelende kinderen. Wit, voert mij naar een pas schoongemaakte, lege, galmende ruimte, zwart naar het gevoel van ongemak, onzekerheid, het gevoel dat er iets onaangenaams op komst is waarop je geen vat kunt krijgen, grijs naar een muffe kamer waar de vloer kraakt. Ten slotte doet bruin me denken aan rust, veiligheid. Ook ik heb er verschillende tinten tussen zitten. Een rustige, vriendelijk relativerende, oude dame bijvoorbeeld hoort ook bij grijs, maar mooier dan die muffe kamer met krakende vloer of de vochtige, kille dag met van die miezerige regen.

Sferen verbeeld in vormen en materialen
Terwijl ik zit te schrijven ontstaat in mijn hoofd een schilderij met midden op het doek een open vierkant van een gladde stof. In dat vierkant voel en zie je een warm voelende wollige schijf waarin met breekbaar materiaal een ei is afgebeeld. Rondom de schijf en binnenin het vierkant zie en voel je kriskras door elkaar figuurtjes. Om het vierkant heen zie en voel je driehoeken van een ruw materiaal. De scherpe punten van de driehoeken liggen over de rand van het vierkant.

Het ei is de verbeelding van breekbaar en teer, de wollige schijf van bescherming en veiligheid, de figuurtjes die kriskras door elkaar om de schijf en binnenin het vierkant liggen verbeelden vrolijkheid en drukte en de onwetendheid over een naderend onheil, uitgedrukt in de driehoeken waarvan de scherpe punten al in het vierkant binnengedrongen zijn.

Wat mij betreft zou het hele schilderij dezelfde kleur mogen hebben. Kleuren maken geen deel uit van hoe ik de wereld om mij heen beleef. Ze ontroeren me niet, ze maken mij niet droevig, angstig, boos of vrolijk. Wel vind ik het interessant welke invloed kleur heeft op de kunstbeleving en kunstuiting. Ik zou het boeiend vinden om een kleurloos beeld of schilderij te laten schilderen door verschillende mensen waarbij ze elkaar niet kunnen afkijken. Daarna zou ik hun willen vragen welke kleuren ze hebben gekozen en waarom in de hoop dat ze hierover ook met elkaar in discussie zullen gaan. Wat de ziende mensen om mij heen zien is nooit helemaal hetzelfde. Hoeveel ze uit zichzelf over de omgeving aan mij vertellen verschilt van mens tot mens. Zo zei iemand met wie ik de foyer van een theater binnenging: ‘Ze hebben het sfeervol ingericht.’ Op mijn vraag: ‘Hoe ziet het er dan uit,’ antwoordde ze kort: ‘Allemaal kaarsjes aangestoken.’ Met geduldig doorvragen kreeg ik beetje bij beetje iets meer informatie. Ik weet dat het geen onwil was, mijn metgezel had niet de gave om een locatie goed te beschrijven. Maar nam niet weg dat het voelde als of ik toeschouwer was van een feestje waarbij ze vergeten waren mij uit te nodigen. Ware kunstenaars in het beschrijven zijn er ook, en het plezier waarmee ze dat doen is duidelijk hoorbaar. Het komt voor dat zij mij willen laten zien wat zij mooi of lelijk vinden. Daar kan ik enorm van genieten.

Kunst zou wel eens de weg kunnen zijn om in beeld te brengen wat het verschil is tussen de wereldbeleving van de tast en die van het zien. Het lesmateriaal van Taktila® bestaat onder andere uit stofjes die een kleur verbeelden. Het mooie daarvan is dat je hiermee ook naar een blinde persoon kunt overbrengen welke kleuren in een schilderij voor komen of welke nieuwe kleur je kunt maken als je 2 kleuren met elkaar mengt. Helpt het ook om mensen te leren communiceren met kleuren terwijl zij ze zelf niet kunnen zien? Op die vraag heb ik voor mezelf nog niet een echt duidelijk antwoord. Meer kleurenkennis en de mogelijkheid op de tast zelf je kleuren bij elkaar te zoeken, stimuleren wel om het te proberen.

Met de Taktila®materialen is een replica gemaakt van het parelmeisje. Bij dit schilderij trekt de parel in het oor van het meisje het oog naar zich toe. Dit gebeurde niet met mijn vingertoppen, die gingen aan de parel voorbij. Om de visuele beleving tastbaar over te brengen is er meer nodig dan kleuren te kunnen voelen. Makkelijk is het niet, maar ook niet helemaal onmogelijk. Zo vond ik van het Taktila®lesmateriaal de balancerende zon op het hoofd van een mensenfiguur fascinerend. De zon zal zich nooit zo aan mij presenteren. In mijn gedicht ‘Het Ontastbare’ vraag ik een handjevol zonnestralen te vangen voordat de zon verdwijnt in de zee, en in het voorbijgaan nog een paar sterren mee te nemen voordat ze in de ochtendstond verbleken. Ik ken de zon alleen als een warmtebron, en een sterrennacht verschilt bij mij niet van duisternis en daglicht. Dag en nacht hebben elk een eigen gevoel en klank.